De werking van de Staten-Generaal
De Staten-Generaal vormden in de tijd van de Republiek het hoogste bestuurscollege van de Generaliteit. Met deze term werd het centrale bestuursniveau aangeduid. In de Staten-Generaal hadden vertegenwoordigers zitting van de Provinciale Statencolleges. Dit waren de besturen van de zeven provincies.
De Statencolleges bepaalden zelf wie zij naar de Staten-Generaal afvaardigden. Voor de besluitvorming maakte het aantal vertegenwoordigers niet uit. Elk van de zeven provincies had namelijk één stem. In de tijd zelf werden de vertegenwoordigers ‘gedeputeerden’ genoemd. Er werd een onderscheid gemaakt tussen gewone en buitengewone gedeputeerden.
De Staten-Generaal opereerden op basis van last en ruggespraak. Bij belangrijke besluiten moest iedere provinciale deputatie kunnen aantonen dat hun lastgever, het Statencollege van hun provincie, akkoord was met het standpunt dat ze innam. De gedeputeerden moesten daarvoor eerst ruggespraak houden. Bij zaken van minder belang of urgente kwesties hadden de provinciale deputaties de vrijheid om zelf tot een afweging te komen.
Voor gewichtige zaken was unanimiteit vereist: iedere provincie moest er dan mee instemmen. De meeste resoluties werden genomen bij meerderheid van stemmen. De stemverhouding werd nooit vermeld in de resoluties. De Staten-Generaal moesten namelijk eenheid uitstralen, want Concordia res parvae crescunt (Eendracht maakt macht), zoals hun motto luidde.
Het voorzitterschap van de Staten-Generaal rouleerde wekelijks. De voorzitter-van-de-week vertegenwoordigde steeds een andere provincie. De voorzitter werd bijgestaan door de griffier. Samen bereidden zij de vergaderingen voor. Ook zorgden ze ervoor dat vervolgacties werden uitgevoerd. De griffier stond aan het hoofd van de griffie, de ondersteunende dienst van de Staten-Generaal. Die was tevens verantwoordelijk voor het opstellen en zo nodig kopiëren van de resoluties.
Veel van het uitvoerende werk van de Staten-Generaal werd gedaan door commissies. Deze commissies bestonden uit gedeputeerden. Zij overlegden met de Prins van Oranje of met leden van andere overheidsinstanties. De commissies voorzagen de Staten-Generaal van advies. Soms kregen ze de bevoegdheid om zelf besluiten te nemen. De Staten-Generaal wonnen ook advies in bij andere centrale bestuurscolleges, zoals de Raad van State, en bij lagere overheidslichamen. Deputaties vertegenwoordigden de Staten-Generaal buiten Den Haag. Dit kon elders in de Republiek zijn, maar het kon ook gaan om diplomatieke missies in het buitenland. De Staten-Generaal benoemden ook de vaste diplomatieke vertegenwoordigers.
Elke resolutie van de Staten-Generaal is een stap in een langer besluitvormingsproces. Kwesties bleven terugkomen in de vergadering tot er een definitief besluit over was genomen. In de resolutieboeken lezen we niet over de discussie die er in de Staten-Generaal aan besluiten voorafging. Evenmin krijgen we inzicht in het lobbyproces achter de schermen. Hiervoor moeten aanvullende bronnen worden geraadpleegd, zoals brieven en ooggetuigenverslagen van gedeputeerden. Goetgevonden geeft inzicht in de momenten waarop kwesties in de Staten-Generaal werden behandeld. Het biedt daarmee een goed vertrekpunt voor verder onderzoek.