Toespraak bij de lancering van Goetgevonden op 9 december 2024, Nieuwspoort, Den Haag.
Geert Jan Hamilton, oud-griffier van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal
(Uitgesproken tekst)
Toen ik 50 jaar geleden rechten studeerde, bestond mijn studiemateriaal uit mijn boeken, syllabi, stencils en de losbladige studenteneditie wetgeving, de Rode Kluwer. Voor al het overige ging ik naar de bibliotheek. Als je echt meende een bepaald arrest van de Hoge Raad thuis nodig te hebben, maakte je een fotokopie, op dat vieze grijzige kopieerpapier. Een dubbeltje per pagina, dus een beetje arrest was duurder dan de avondmaaltijd in de mensa. Dus liever zo weinig mogelijk kopiëren.
Sinds die tijd, en vooral de laatste 30 jaar, heeft zich de digitale revolutie voorgedaan. Met een paar zoekwoorden op een apparaat hebben wij allemaal toegang tot alle informatie van de wereld, ook alle wetten, Kamerstukken en rechtspraak. Ik wil alleen maar benadrukken hoe formidabel en gigantisch de digitale revolutie is geweest. Wie denkt dat het klaar is: you ain’t seen nothing yet. En op die digitale golf maken we vandaag de ontsluiting mee van duizenden besluiten, RESOLUTIES, van de Staten-Generaal, uit de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
Grote lof komt toe aan de wetenschappers en vrijwilligers die de ontsluiting mogelijk hebben gemaakt. Lof komt ook toe aan degenen die die resoluties destijds zorgvuldig hebben geformuleerd en opgeschreven. Dat zijn de griffiers van de Staten-Generaal en hun medewerkers uit de 16e, 17e, en 18e eeuw. Het is aardig dat aan een nog levende oud-griffier van de Staten-Generaal is gevraagd iets over zijn ambtsvoorgangers te vertellen en de context waarin zij opereerden. Snel terug naar de oorsprong van de Staten-Generaal.
In de 15 eeuw komen 17 staatjes, gewesten, samen de Nederlanden vormende, onder de heerschappij van de Hertog van Bourgondië. In ieder gewest benoemt hij een plaatsvervanger, een stadhouder. De landsheer beseft dat hij zijn doelen vaak gemakkelijker bereikt met enige vorm van instemming van de onderdanen via vertegenwoordigers van de standen of staten.
Op aandrang van enkele steden roept hertog Filips de Goede op 9 januari 1464 voor de eerste keer vertegenwoordigers van alle staten bijeen in Brugge. De Staten-Generaal avant la lettre.
Geleidelijk ontstaat er in wisselende intensiteit een band tussen de landsheer en de Staten-Generaal. Die wordt onder de Habsburgers voortgezet. De Staten-Generaal zijn geen permanent college, er is geen vaste plaats van samenkomst. Wanneer keizer Karel V in 1555 abdiceert, leunend op zijn favoriete stadhouder, Prins Willem van Oranje, doet hij dat in een vergadering van de Staten-Generaal in Brussel. De Nederlanden komen met Spanje onder zijn zoon koning Filips II.
Dan gaat het mis. Repressie, belemmeringen van godsdienstvrijheid, wrede straffen tegen vermeende ketters, hoge belastingen. Er komt Opstand in de noordelijke provincies met een leidende rol voor Willem van Oranje.
Vanaf 1576 vergaderen de Staten-Generaal zonder instemming van de koning. In 1579 sluit een aantal opstandige gewesten in het noorden zich aaneen in de Unie van Utrecht. Filips neemt ernstig aanstoot aan dit verbond en verklaart in 1580 Willem van Oranje vogelvrij. De Staten van Holland, Zeeland en Friesland, en ook de Staten-Generaal, dringen met kracht aan dat Willem van Oranje zijn functie blijft vervullen.
De Staten-Generaal gaan wel op zoek naar een nieuwe vorst. Zij denken ook aan Willem van Oranje, om te beginnen door hem de titel graaf van Holland te verlenen, maar voordat dat vorm kan krijgen, wordt deze in 1584 vermoord. Met dat zoeken wordt het niks.
Inmiddels is in 1581 koning Filips II door de Staten van de opstandige provincies vervallen verklaard van de Overheid en de Heerschappij der Nederlanden. Hier komt de, wat mij betreft, ‘oergriffier’ van de Staten-Generaal van de ‘Republiek’ om de hoek kijken: Jan van Asseliers. Op 22 juli komen de Staten-Generaal in Den Haag tot hun besluit. Zij vragen Asseliers dit onder woorden te brengen. Jan neemt de ganzenveer ter hand en komt vier dagen later terug met een document dat na zijn voorlezing door de gedeputeerden wordt aanvaard. Het gaat als Plakkaat van Verlatinge de geschiedenis in. Het beschrijft dat het volk niet ten dienste staat van de vorst, maar een goede vorst ten dienste moet staan aan het volk. Filips II voldeed niet meer aan die eis.
In de jaren 80 van de 16e eeuw krijgen de Staten-Generaal, en daarmee ook de Republiek, geleidelijk aan structuur. In 1584 besluiten de afgevaardigden voor het eerst voor onbepaalde tijd een griffier aan te stellen, Cornelis Aerssens. Dat vinden ze beter voor de continuïteit en het ontwikkelen van een collectief geheugen. In 1585 wordt besloten om voortaan alleen nog op het Binnenhof in Den Haag bijeen te komen, zoals ook de Staten van Holland dat doen. In 1588 wordt het zoeken naar een nieuwe vorst gestaakt. De Staten-Generaal besluiten de soevereiniteit over het federale verband naar zich toe te trekken. Hoewel de Republiek nooit is uitgeroepen, gaat die vanaf 1588, kun je zeggen, als zodanig functioneren. De zeven provinciën blijven autonoom. Voor taken die zij gemeenschappelijk willen uitvoeren, met name op het gebied van buitenlandse politiek en defensie, werken zij samen in de Staten-Generaal, waarin elke provincie één stem heeft.
Afgezien van de afgevaardigden stonden drie functies centraal in de Republiek: stadhouder, raadspensionaris en griffier van de Staten-Generaal. Bedenk dat de stadhouders en de raadspensionarissen door de Staten van elke provincie afzonderlijk werden benoemd en alleen de griffier door de Staten-Generaal. De functie van stadhouder was wat halfslachtig: een hogere vorst viel niet meer te vertegenwoordigen. Door de oude rol kleefden er voor de opeenvolgende Oranjes toch monarchale kanten aan dit ambt. Inhoudelijk ging het vooral om militaire taken. Ook de raadspensionarissen waren ambtenaren van de Staten, maar feitelijk de dagelijkse bestuurders van een provincie. Dat de stadhouders en raadspensionarissen van Holland een veel verder reikende invloed kregen dan hun provincie, kwam doordat Holland rijk en machtig was en 60% van de uitgaven van de federatie voor zijn rekening nam. Zo was Oldenbarneveldt vaak namens Holland in de Staten-Generaal aanwezig en zat hij ook wel vergaderingen voor.
Voor de griffiers stond dienstbaarheid aan de Staten-Generaal voorop. Macht ontleenden zij in de Republiek aan het feit dat zij er altijd waren en alles wisten. De griffier was als eerste in de vergadering van de afgevaardigden aanwezig en verliet deze als laatste. Hij nam niet deel aan de discussies. Wel mocht hij het woord voeren in de commissies, en dat was soms het hoogste woord. ‘Besognes’ in de commissies leidden tot voorstellen voor het plenum.
Het is de Staten-Generaal zeker gelukt bestendigheid in de vervulling van de functie van griffier te krijgen. In de periode van 1584 tot het einde van de Republiek in 1795 zijn er slechts 9 griffiers geweest. Aerssens bleef aan tot 1623. Hij werd opgevolgd door Johan van Gogh. Van 1628 tot 1650 was de beruchte Cornelis Musch griffier. Zijn opvolger Nicolaas Ruijsch (1650 tot 1670) was van onbesproken gedrag. En dan volgt er een periode van liefst 125 jaar waarin de functie van griffier wordt vervuld door telkens een andere telg uit één familie, het geslacht Fagel. Vijf Fagels. De eerste, Gaspar Fagel, bleef maar twee jaar, omdat hij in 1672, na de moord op Johan de Witt, diens opvolger werd als raadspensionaris van Holland. Hij wist nog snel te regelen dat zijn broer Hendrik hem opvolgde als griffier. Na Hendrik is er een periode van 105 jaar, waarin slechts twee personen griffier waren: François, zoon van Hendrik, en daarna diens neef/oomzegger ook een Hendrik. Kunt u het zich voorstellen: François Fagel die vanaf zijn 26e 59 jaar griffier is geweest? En hij moest toen ook nog herhaaldelijk om zijn ontslag vragen voor het werd verleend. Zijn opvolger werd in 1744 tot griffier benoemd om dat 46 jaar, tot zijn dood in 1790 op 84-jarige leeftijd, te blijven.
Die negen griffiers hebben ontegenzeggelijk bijgedragen aan orde en regelmaat. Ze hebben zich wezenloos geschreven aan de resoluties, want verwacht werd dat die voor het einde van de vergadering uitgeschreven waren. Pas geleidelijk aan werden de griffiers in hun werk bijgestaan door een commies en door klerken. En ook pas na verloop van tijd mocht aan de uitwerking ’s nachts doorgewerkt worden, zodat voorlezing aan het begin van de volgende vergadering kon plaatsvinden. De klerken speelden ook een belangrijke rol bij het overschrijven van de resoluties en het maken van samenvattingen en het verspreiden van deze stukken, de zogenaamde depêches, naar de provincies en naar alle geïnteresseerden die daarvoor wilden betalen.
Notoir was (ik zei het al) de griffier Cornelis Musch. Deze griffier paarde een ongelofelijke werklust aan grote geldzucht en een tekort aan, wat wij nu noemen, integriteit. Voor geld viel er veel bij hem gedaan te krijgen. In elk geval werd hij schatrijk. De afgevaardigden morden soms wanneer zij constateerden dat de griffier ‘te boecke laet teyckenen anders als de resolutie is gevallen.’ Om het tij te keren, stelden de afgevaardigden in 1646 een instructie voor de griffier vast. Zij stelden Musch voor de keus om ontslag te nemen of te beloven zich voortaan aan die instructie te houden. Musch koos voor het laatste. Kort na stadhouder Willem II overleed, in 1650, ook Musch. Men zegt dat hij uit vrees dat een doos van pandora zou opengaan, de hand aan zichzelf heeft geslagen.
Nog iets over de Fagels. Zij waren in Den Haag een familie van aanzien, niet verwonderlijk gezien het dynastieke karakter dat het bekleden van het ambt van griffier onder hen heeft gekregen. In de wat gezapige eerste helft van de 18e eeuw, met ook een langdurig stadhouderloos tijdperk, bestierde François samen met de Hollandse raadspensionarissen de binnen- en buitenlandse politiek. De Fagels bouwden een huis naast het paleis Noordeinde van de stadhouders. De koepel van Fagel herinnert daar nog aan. En zij legden daar de grootste en mooiste particuliere boekenverzameling (30.000 boeken) aan die er in de 17e en 18e eeuw in de Nederlanden te vinden was met boeken over politiek, recht, geschiedenis, geneeskunde, natuurlijke historie en kunst, met kostbare cartografische werken van Blaeu en handgekleurde botanische boeken. In 1795 leidde de omwenteling in Nederland tot het einde van de Republiek en ook de laatste Fagel-griffier, de derde Hendrik, zag zich gedwongen zijn heil in Engeland te zoeken. In honderden houten kisten is de hele bibliotheek naar Londen getransporteerd. Toen Fagel in geldnood kwam, bood hij de hele collectie ter veiling bij Christie’s aan. Gelukkig heeft één koper de hele collectie gekocht, het Trinity College in Dublin. Al meer dan twee eeuwen wordt deze daar uitstekend beheerd. Niet onbelangrijk: het Trinity College is begonnen met het digitaliseren van de hele Fagelcollectie.
We zien in 1815 bij de aanvang van het Koninkrijk der Nederlanden de Staten-Generaal terugkeren, niet als bestuursorgaan, wel als een orgaan waarin vertegenwoordiging plaatsvindt en dat nauw betrokken is op het bestuur, omdat het medewetgever is en, vanaf 1848, het bestuur controleert. Zeer passend hanteren wij nog altijd de naam Staten-Generaal voor ons democratisch gekozen parlement. In de eerste Grondwet krijgen de Kamers van de Staten-Generaal elk een voorzitter en elke Kamer krijgt, in het verlengde van wat vertrouwd was, een griffier. De gedisciplineerde aanpak rond het voorbereiden, het verloop en de verslaglegging van de vergaderingen wordt onder de vernieuwde Staten-Generaal voortgezet. De handelingen verschijnen vanaf 1815 in druk. De stenografie leidde tot woordelijke verslagen van de vergaderingen. De digitalisering heeft in deze eeuw op ongelofelijke wijze verder de vaart in de stukkenstroom gezet. Alles wat in openbare vergaderingen verhandeld wordt, is in woord en beeld, en in tekst, heel snel en ‘voor eeuwig’ beschikbaar. En de griffier: die moet nog steeds goed zicht hebben op de constitutionele en politieke verhoudingen en er is een aanzienlijke managementtaak, want de ondersteuning van de Staten-Generaal vraagt nu meer dan een handjevol klerken, botteliers en poorters.
Vanaf vandaag kunnen wij allen vrijelijk gaan grasduinen in alle handgeschreven en vanaf een later moment in druk verschenen besluiten van de Staten-Generaal uit de tijd van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Er kan een wereld van ooit voor ons opengaan. Ik wens ons allen veel studiegenot en plezier.
Geraadpleegde literatuur:
- Dr. I.H. Gosses en Dr. N. Japikse, Handboek van de Staatkundige Geschiedenis van Nederland, Martinus Nijhoff, ’s Gravenhage, 1927
- Jhr. Mr. Th. van Riemsdijk, De Griffie van Hare Hoog Mogenden – Bijdrage tot de kennis van het Archief van de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, Martinus Nijhoff, ’s Gravenhage, 1895
- Arnout van Cruyningen, De Staten-Generaal 1464-2014, Uitgeverij Omniboek, Utrecht, 2013
- Anton van Hooff, Het Plakkaat van Verlatinge – De eerste onafhankelijkheidsverklaring, met voorwoord van Geert Jan Hamilton over Jan van Asseliers, Uitgeverij Omniboek, Utrecht, 2018